Zelf aan het roer van je loopbaan

 

Hoge kosten door stress en psychosociale arbeidsbelasting - Van Akker Vindt 2016

Heb je gemerkt dat er de laatste jaren door bijvoorbeeld het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heel veel aandacht besteed wordt aan stress op het werk? Het TNO beraamt dat de kosten van psychosociale arbeidsbelasting in 2012 zo’n 2,2 miljard euro bedroegen voor werkgevers. Dat is veel geld dat ook anders besteed had kunnen worden. En minstens zo belangrijk: al die stress levert ook heel veel persoonlijk leed op voor de werknemers die werkstress ervaren.

Vier op de tien medewerkers ervaren hoge taakeisen

Zomaar even wat cijfers over psychosociale arbeidsbelasting (PSA) en werkstress in het bijzonder? Volgens datzelfde TNO hebben ongeveer vier op de tien werknemers te maken met hoge taakeisen. Dat zijn dus zo’n 2,7 miljoen individuele werknemers die niet of alleen met grote moeite kunnen voldoen aan de eisen die het werk aan hun stelt en weinig mogelijkheden ervaren om hier zelf iets aan te veranderen. Dat zijn veel, heel veel mensen die op hun tenen lopen op hun werk en daardoor waarschijnlijk uiteindelijk ook (langdurig) ziek worden. Hoge taakeisen en weinig autonomie leiden tot werkstress - Van Akker Vindt 2016Het TNO becijfert dat het in Nederland gaat om 868 duizend verzuimdagen ten gevolge van een hoge werkdruk, werkstress of werk dat te moeilijk is. Het is duidelijk dat de aandacht voor stress op de werkvloer terecht is. Natuurlijk is het belangrijk dat deze onderwerpen bespreekbaar gemaakt worden, er op de werkvloer van alles gedaan wordt om de werkstress zoveel mogelijk te voorkomen en het gesprek aan te gaan wanneer een medewerker toch aangeeft het werk minder goed aan te kunnen.

Het belang van de goede match tussen de mens en zijn werk

Natuurlijk kan je er op de werkvloer veel doen om werkstress zoveel mogelijk te voorkomen. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat bijvoorbeeld een gebrek aan autonomie en regelmogelijkheden en sociale steun van collega’s en leidinggevenden een negatieve invloed hebben op het welzijn van de werknemer. Maar net zo belangrijk is dat er een goede match is tussen de werknemer en zijn werk. Het gaat daarbij om meer dan een goede match tussen de vaardigheden van de werknemer en zijn werkzaamheden, waar bij veel sollicitatieprocedures de nadruk op ligt. Zelfkennis als basis voor zelfregie in de loopbaan - Van Akker Vindt 2016Naast kennis en vaardigheden is een goede match met de werknemer en zijn werkomgeving ook belangrijk. Kennis, vaardigheden en competenties zijn belangrijk, maar er moet ook een match zijn met bijvoorbeeld de bedrijfscultuur. De waarden en drijfveren van de werknemer moeten bij de organisatie passen en vice versa en om duurzaam inzetbaar te blijven moet er voor de werknemer voldoende ruimte zijn om zichzelf te blijven ontwikkelen. Stilstand is achteruitgang, ook in de wereld van werk.

Zelfkennis ligt ten grondslag aan zelfregie

Om ervoor te zorgen dat mensen en hun werk op alle fronten goed bij elkaar passen, zodat ze duurzaam inzetbaar blijven, is het van belang dat de individuele werknemer inzicht krijgt en houdt in zijn eigen kennis, kunde, waarden en drijfveren. Zo’n pakketje zelfkennis heeft een aantal voordelen, mensen leren waar hun kracht ligt, waar ze zich nog in kunnen ontwikkelen en waar hun drijfveren liggen. Dit zelfinzicht draagt bij aan het maken van bewuste en beter passende keuzes in de eigen loopbaan en stelt medewerkers in staat hieraan zelf richting te geven. Dit is hard nodig in een tijd dat de baan voor het leven niet meer bestaat en de jongste generaties op de werkvloer tot ruim na hun zeventigste zullen moeten doorwerken. Duurzame inzetbaarheid is erbij gebaat wanneer mens en werk zo goed mogelijk bij elkaar passen. Dat begint erbij dat zelf medewerkers aan het roer van hun loopbaan (leren) staan.

Zelf aan het roer van je loopbaan - Van Akker Vindt 2016

NEA 2015: Later in je loopbaan beter op je plek

ict heeft last van kwalificatieveroudering Van Akker Vindt 2015

Vandaag zijn de eerste resultaten van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) door TNO en CBS gepubliceerd. Dit is een grote steekproef waarin werknemers worden bevraagd over verschillende aspecten die te maken hebben met -heel verrassend- hun arbeidsomstandigheden. Juist ja. Nu naar hun persbericht over kwalificatieveroudering en de vraag in hoeverre werk en vaardigheden onder Nederlandse werknemers goed bij elkaar passen.

Nieuwe kennis en kunde ontbreekt bij bijna kwart werknemers

In hun persbericht geven TNO en CBS aan, dat bijna een kwart van alle werknemers (23 procent) aangeeft dat zijn kennis of vaardigheden missen die belangrijk zijn om hun werk goed te kunnen doen. Het gaat bijvoorbeeld om technologische en organisatorische kennis en kunde. Dit blijft niet zonder gevolgen want het persbericht vervolgt dat deze groep werknemers minder tevreden zijn, vaker ziek zijn en veel vaker burn-outklachten hebben.

Kwalificatieveroudering in ict door snelle technologische ontwikkelingen

Het ontbreken van deze kennis, zogenaamde kwalificatieveroudering, komt het meest voor in de informatie- en communicatiesector, oftewel de ict. De oorzaak ligt vooral in het feit dat de snelheid waarmee technologische ontwikkelingen elkaar opvolgen, heel erg hoog ligt en voor relatief veel ict-, netwerk- en dataspecialisten bijna niet bij te benen is.

Bij meeste werknemers sluit werk aan op kennis en vaardigheden

Tot zover deze kort door de bocht weergave van het persbericht dat gepubliceerd is over de NEA. Ik ben zelf ook even in de NEA gedoken en las dat ruim 60 procent van de Nederlandse werknemers in 2014 van mening was hun kennis en vaardigheden goed aansluiten bij hun werk. Dat is alvast mooi, want ruim zes op de tien werknemers doet voor wat betreft kennis en kunde iets dat bij hem of haar past en dat is dan weer goed voor hun inzetbaarheid en werkplezier.

Naarmate loopbaan vordert verbetert match tussen mens en werk

Vrouwen vinden iets vaker dan mannen dat hun werk goed aansluit en naarmate de loopbaan vordert blijken mensen steeds beter op hun plek te zitten. Aan het begin van de loopbaan geeft bijna 45 procent van de jongeren tot 25 jaar aan, dat hun competenties en hun werk goed op elkaar aansluiten. Bij de groep van 25-44-jarigen groeit dit tot ruim 64 procent en tot het pensioen groeit het nog ietsjes door met bijna 67 procent. Mijn aanname is dat het adagium “Ken uzelf” naarmate de werkzame jaren vorderen steeds meer opgang doet.

Helft jongeren werkt onder zijn niveau

Je kan ook andersom redeneren en constateren dat de match bij ongeveer vier op de tien werknemers niet ideaal is en dat dat over de hele beroepsbevolking wel heel veel mensen zijn die niet goed op hun plek zitten. Bijna de helft van de jongeren tot 25 jaar geeft aan dat ze meer kennis en vaardigheden hebben dan ze nodig hebben voor hun werk. Dit kan vermoedelijk mede verklaard worden doordat veel jongeren naast school of studie een bijbaantje hebben in bijvoorbeeld de horeca of de detailhandel. Dat leed is vermoedelijk voor die jongeren te overzien, want ze leren nog genoeg in hun opleiding of eventueel in een eerste baan.

Dertig procent menselijk kapitaal onderbenutmenselijk kapitaal onderbenut van akker vindt 2015

Maar ook later geldt dat zo’n drie op de tien werknemers vindt dat ze meer kunnen dan ze nodig hebben voor hun werk. Hun kennis en vaardigheden worden onderbenut en dat kan nadelige invloed hebben op hun menselijk kapitaal en in het verlengde daarvan voor hun inzetbaarheid en employability. Dat is jammer voor die werknemers zelf, maar ook voor hun werkgevers die het talent dat ze in huis hebben niet goed gebruiken en te maken kunnen krijgen met verzuim door de stress (“bore out”) die hiervan het gevolg kan zijn met alle verzuimkosten van dien. Ten slotte geldt voor ongeveer een op de vijf werknemers dat zij moeilijker werk doen dan ze eigenlijk aankunnen. 

Kunt u nog even spitten naar aan onderbenutting gerelateerd verzuim?

Naast een grote groep van mensen die werk doet dat behoorlijk goed matcht zijn er dus ook nog heel veel werknemers die meer zeggen te kunnen dan ze doen, of andersom eigenlijk de kennis en vaardigheden missen om hun werk goed te doen. Voor de nieuwe vaardigheden is er blijkbaar een extra analyse losgelaten, die laat zien dat kwalificatieveroudering (dus niet de kennis hebben die nodig is voor het goed uitoefenen van je beroep) leidt tot meer verzuim en meer burn-outklachten. Ik ben nieuwsgierig naar een aanvullende analyse van de onderzoekers van TNO en CBS hoe het zit met de psychosociale arbeidsbelasting van mensen die zich onderbenut voelen en in hoeverre dit van invloed is op de mate waarin zij stappen zetten om een andere baan te zoeken en te vinden. Kunnen de dames en heren van TNO en CBS hier nog even induiken? Ik ben benieuwd!

bore out  burn out

Onderwijs scoort te hoog op de verkeerde lijstjes

Onderwijs scoort te hoog op de verkeerde lijstjes Van Akker Vindt 2014.jpg

Vandaag bracht CNV Onderwijs de resultaten van een onderzoek onder hun leden naar buiten. Die resultaten waren best heftig: ongeveer 3 op de 10 leraren wordt weleens gepest. Dat gebeurt heel vaak door leerlingen, maar ook nog eens 1 op de 5 worden gepest door ouders, collega’s of de directie (ook collega’s zou ik denken, maar zo staat het in het onderzoek). Eerder schreef ik al meerdere blogs over pesten op het werk, over de gevolgen voor het slachtoffer, de organisaties en dergelijke. Pesten is een vorm van psychosociale arbeidsbelasting die dus blijkbaar in het onderwijs veel voorkomt. Tenminste in het basisonderwijs, want bij nadere bestudering van het rapport van het CNV blijkt dat de overgrote meerderheid van de respondenten, 68 procent, in deze onderwijssector zijn brood verdient.

Samenleving stelt steeds hogere eisen aan het onderwijs

Het onderwijs komt veel in het nieuws. Ook niet zo gek. Los van de belangrijke functie die het onderwijs vervult, vindt ook iedereen iets van het onderwijs. We hebben (vrijwel) allemaal onderwijs genoten in dit land en onze kinderen, neefjes, nichtjes of buurkinderen volgen onderwijs. Iedereen heeft er verstand van en velen vinden het allemaal niet goed genoeg. Over afgestudeerden van de Pabo’s valt regelmatig te lezen dat het bij hun schort aan taal- en rekenvaardigheden en dat het niveau van deze docenten moet worden opgekrikt. Men kijkt dan vaak naar Finland dat altijd goed scoort op de bijvoorbeeld de internationale PISA-lijst, over de kwaliteit van het onderwijs en komt tot de conclusie dat het aanzien en het opleidingsniveau van docenten in eigen land dient te worden opgeplust. Ziedaar de entree van de academische pabo’s en bijvoorbeeld de eisen dat steeds meer docenten in het hoger beroepsonderwijs (hbo) academisch geschoold moeten zijn. Volgens de Arbeidsmarktmonitor uit 2014 van Zestor, het arbeidsmarkt- en opleidingsfonds van het hbo, moet in 2016 80 procent van het onderwijzend personeel in het hbo een academische opleiding hebben.

Veel ontevredenheid bij de mensen voor de klas

Probleem opgelost? Nou nee: uit hetzelfde rapport van Zestor blijkt, het was eerder ook in de media te lezen, dat ongeveer 3 op de 10 docenten het hbo verlaten binnen 3 jaar na de start. Redenen hiervoor liggen voornamelijk in het werk zelf: men vindt de werkdruk te hoog, is ontevreden over het takenpakket en ervaart te weinig loopbaanmogelijkheden. Samenleving stelt steeds hogere eisen aan het onderwijs Van Akker Vindt 2014Daarnaast zijn er ook redenen die liggen in de hbo-organisaties zelf: de vertrekkers klagen over de bureaucratie en het gebrek aan sturing en resultaatgerichtheid van de school als arbeidsorganisatie. Hoe hoger de respondenten zijn opgeleid, hoe ontevredener ze zijn over de hbo-organisaties als werkgever. Dit gaat weliswaar over de mensen die vertrokken zijn, maar ook nog eens 4 op de 10 hbo-docenten geeft in het Zestoronderzoek de komende jaren niet in de huidige functie te willen blijven werken. Van de docenten in de leeftijd tot en met 44 jaar, geeft ruim driekwart aan niet over een paar jaar in de huidige functie te willen blijven zitten. Dat probleem doet zich niet alleen voor in het hbo, CNV Onderwijs deed eerder in samenwerking met het Algemeen Dagblad onderzoek waaruit bleek dat de helft van de leraren tot 35 jaar overwoog het onderwijs te verlaten. Naast de hoge werkdruk en het gebrek aan loopbaanmogelijkheden werd ook het salaris genoemd als pijnpunt. Ik heb de precieze vraagstelling van al deze onderzoeken niet gezien of een precies inzicht in de representativiteit, maar ook wanneer we dit allemaal met het bekende korreltje zout nemen, kunnen we nog steeds vaststellen dat hier een flink probleem ligt. We willen met zijn allen goede getalenteerde en slimme mensen voor de klas en we stellen als samenleving (gerepresenteerd door onze makkers in Den Haag) steeds hogere eisen aan hun opleiding. Maar van de hoog opgeleide docenten die de stap naar het onderwijs zetten, zijn heel veel dus al snel vertrokken, of van plan binnen een paar jaar te vertrekken. De randvoorwaarden zijn blijkbaar zo, dat mensen die ook iets anders kunnen, zich niet geroepen voelen in voor de klas te blijven werken.

Docent bovenaan in de verkeerde lijstjes op de arbeidsmarkt

Ik heb nog even verder gespit en er gegevens uit de Nationale Enquete Arbeidsomstandigheden (NEA) 2013 bij gepakt. Dat is een grootschalig onderzoek door TNO en CBS dat jaarlijks wordt uitgevoerd onder werknemers in Nederland. Ook hier prijkt de beroepsgroep leraar/docent wel erg vaak bovenaan de verkeerde lijstjes. Zo vindt een kwart van de onderwijzers dat ze emotioneel veeleisend werk hebben, daarmee doen ze het nog net beter dan de mensen in de zorg, waarvan 28,4 procent dat vindt, maar het gemiddelde van alle in de NEA onderzochte beroepsgroepen is 11,9 procent. Docenten hebben minder gelegenheid om hun werktijden te bepalen dan anderen, maar scoren juist weer hoog op ervaren tijdsdruk in het werk en burnoutklachten. De psychosociale arbeidsbelasting is dus hoog in het onderwijs. Uit de genoemde onderzoeken blijkt dan wel dat met name steun van collega’s als goed wordt ervaren en dit vormt dan in ieder geval enigszins een buffer tegen werkstress.

Ruim helft docent ervaart werk als hectisch Van Akker Vindt 2014

Zwaar en hectisch werk waarbij overuren zelden worden uitbetaald

De NEA biedt nog meer inzichten in het onderwijs. Zo ervaart bijna 6 op de 10 docenten dat ze vaak of altijd ‘heel veel werk’ hebben, tegenover een gemiddelde onder alle werknemers van 4 op de 10. Nog steeds hoog trouwens, maar niettemin ligt dit aantal in het onderwijs substantieel hoger. Ruim de helft van de mensen die voor de klas staan vindt het werk dat ze doen vaak tot altijd hectisch, het gemiddelde in de NEA is hier 36,2 procent. Verder werken 4 op de 10 onderwijzers structureel over, tegenover gemiddeld ruim een kwart van alle werknemers die de NEA hebben ingevuld. Niet alleen werken de dames en heren, juffen en meesters erg veel over, maar dit overwerk wordt vrijwel nooit betaald. Waar ruim 1 op de 3 werknemers uit de hele NEA overwerk volledig krijgt uitbetaald, geldt dit maar voor 1 op de 20 docenten! We vragen heel veel van docenten en het vergt heel veel van mensen om de hele dag met groepen mensen in de weer te zijn, ook daar scoort het onderwijs weer bovengemiddeld op in de NEA. We vragen dus nogal wat van docenten en zijn blijkbaar als samenleving onvoldoende bereid of in staat die randvoorwaarden te scheppen die het voor een grote groep mensen aantrekkelijk maakt om voor de klas te staan. Als we echt willen investeren in de generaties na ons – en dan heb ik het nog niet eens over leven lang leren!- moeten we ons afvragen of we van het onderwijs een sector willen maken, waar vooral mensen werken die dit als roeping zien en alle genoemde nadelen op de koop toe willen nemen. Volgens mij moet het onderwijs voor zowel leerlingen en studenten als voor de mensen voor de klas méér zijn dan liefdewerk oud papier. Wanneer ik zo even de hier verzamelde gegevens overzie, moet je wel heel extreem bevlogen zijn om dit zware werk vol te kunnen houden. Ik heb veel respect voor de mensen die dat kunnen en willen.

Pesten op de werkvloer deel 3: kenmerken van organisaties waar gepest wordt

In deel 1 en deel 2 van pesten op de werkvloer besteedde ik al aandacht aan de grote impact die pesten heeft voor organisaties en de maatschappij in bredere zin en welke gevolgen het slachtoffer en zijn omstanders ondervinden van het pestgedrag op de werkvloer. In het blog over de pester en zijn slachtoffers besteedde ik al aandacht aan de kenmerken van de pester en zijn slachtoffer. Dit blog gaat juist over de kenmerken van organisaties waar pestgedrag vaker voorkomt. Onderzoek is niet altijd eenduidig, maar toch biedt het wel een aantal inzichten die wellicht nuttig kunnen zijn om pesten in organisaties tegen te gaan en liever nog, te voorkomen. Niet in alle organisaties is de kans dat er gepest wordt even groot. Zoals aangegeven zijn er wel bepaalde kenmerken die verband houden met een hoger risico dat er binnen organisaties gepest wordt. Deze kenmerken zijn:

Organisaties met veel organisatieveranderingen
In organisaties met veel veranderingen, zoals bijvoorbeeld een nieuwe baas, nieuwe taken, een fusie of reorganisatie is er meer kans dat er gepest wordt op de werkvloer. Dit ligt niet per se aan de aard van de veranderingen zelf, maar vooral aan de wijze waarop men ermee omgaat binnen een organisatie. Wanneer medewerkers binnen een organisatie bijvoorbeeld denken onderling te moeten concurreren voor beperkte beloningsmogelijkheden, kan dat negatief uitpakken. Ook in organisaties waarin mensen gedwongen worden om samen te werken, komt pestgedrag vaker voor.

Autocratische en laissez-faire leiderschapsstijlen
Een autocratische leiderschapsstijl en een autoritaire manier van omgaan met meningsverschillen lijkt verband te houden met pesten op de werkvloer. Door deze leiderschapsstijl worden competitie en conflicten vaker uitgelokt, wat vervolgens leidt tot meer agressief gedrag tussen medewerkers. Ook de laissez-faire leiderschapsstijl lijkt verband te houden met pestgedrag, juist doordat pestgedrag niet aangepakt wordt en (te) veel getolereerd wordt.

Hiërarchische en informele organisatieculturen
In organisaties met een formele cultuur en een sterke hiërarchie wordt meer gepest dan in organisaties waarin er meer participatiemogelijkheden voor werknemers zijn. Doordat er sprake is van grote machtsverschillen binnen organisaties, is er ook meer kans dat misbruik wordt gemaakt van machtsposities. In dergelijke organisaties is er meer controle en zou er bovendien minder ruimte voor diversiteit zijn, waardoor mensen die afwijken van de norm meer kans zouden lopen gepest te worden. Net als bij de eerder genoemde leiderschapsstijlen kan ook juist een hele informele organisatiecultuur eerder leiden tot pesten. In een informele cultuur is het moeilijker om eenduidig te bepalen welk gedrag wel of juist niet gewenst is. Dit zou pesten faciliteren omdat er een grotere tolerantie voor pestgedrag zou zijn en er ook weinig zicht en controle is op naleving van (formele of informele) gedragscodes.

Gebrek aan sociale steun en werkstress
Sociale steun is in het algemeen belangrijk voor prettig werken en vormt een buffer in een stressvolle werkomgeving. Meer daarover is her en der in verschillende artikelen te vinden elders op deze webstek. Ook voor pesten geldt dat in organisaties waar er geen of weinig sociale steun is van collega’s of leidinggevenden er meer pestgedrag voorkomt. Werkstress wordt gezien als facilitator van verschillende vormen van pesten. Andere studies toonden aan dat steun door leidinggevenden een bufferende invloed heeft op de relaties tussen gepest worden en somatische klachten, depressies, angst, psychisch welbevinden en negatieve affectiviteit (cf. Haesevoets, et al, 2012). Werkstress kan veel (combinaties) van oorzaken hebben, zoals een hoge werkdruk, weinig autonomie en regelmogelijkheden en onduidelijkheid over de eisen die aan medewerkers gesteld worden. Er zijn veel redenen om werkstress te willen voorkomen, zoals bijvoorbeeld het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werknemers. Pesten is nog een extra reden om werkstress letterlijk te lijf te gaan.

Organisaties met veel tijdelijke contracten en veel parttimers
Werknemers met tijdelijke contracten en parttime medewerkers zijn vaker het doelwit van pesterijen dan hun collega’s met een vast contract. Managers zouden denken dat ze makkelijker wegkomen met pesterijen bij mensen met parttime of tijdelijke contracten, omdat deze mensen meer te verliezen hebben en zich daardoor minder goed kunnen verweren. Een andere verklaring kan liggen in het feit dat parttime medewerkers meer geïsoleerd zijn van hun collega’s. Voor de goede orde: er zijn ook onderzoeken die het tegenovergestelde hebben gevonden: pesters zouden volgens die onderzoeken juist minder vat krijgen op parttimers. Wat waar is? Misschien verschilt dat per organisatie en per situatie en kunnen dezelfde variabelen in verschillende omstandigheden een verschillende uitwerking hebben op het gedrag van betrokkenen.

Op naar echte volwassen arbeidsrelaties zonder pestgedrag?
Wat mij opvalt wanneer ik in onderzoek en feiten over pesten duik, is dat ‘klassieke’ factoren die in het algemeen werkstress veroorzaken ook de kans op pesterijen op de werkvloer vergroten. Hierbij valt te denken aan onduidelijkheid over de verwachtingen binnen een functie, weinig sociale steun in de werkcontext, hoge werkdruk, weinig autonomie enzovoort. Als pleitbezorger voor het werken aan duurzame inzetbaarheid door werkgevers en werknemers ben ik sowieso voor alle preventie van negatieve factoren en het aanzwengelen van positieve variabelen. Als al deze factoren die leiden tot werkstress ook pesten in de hand werken, is dat nog een extra reden voor organisaties om er alles aan te doen om werkstress waar mogelijk te voorkomen. Verder is blijkbaar een al te formele en autocratische context niet goed, net als een te losse rommelige omgeving waar alles maar kan voor zowel individuele leiders als de organisatiecultuur. Dat is opvallend. Blijkbaar moeten er enerzijds idealiter ruimte zijn voor werknemers om goed hun werk te kunnen doen en anderzijds moet die ruimte duidelijk afgebakend worden om uitwassen te voorkomen. Je zou hopen dat het laatste niet nodig zou zijn, maar blijkbaar is de praktijk weerbarstig. Ook bij zogenaamde volwassen mensen op de werkvloer. Aan de term ‘volwassen arbeidsrelaties’ valt blijkbaar ook voor wat betreft pesten nog flink te sleutelen. Een betere wereld begint bij jezelf, dus ik blijf mijn best doen het goede voorbeeld te geven en niet zelf mensen te pesten. Doe jij dat als lezer van dit stuk ook? 

Welzijnseffecten vakantie al binnen een week na werkhervatting verdwenen

Welzijnseffecten van korte vakantie al binnen een week na werkhervatting verdwenen vanakkervindt.wordpress.com 2013

De wintersportvakantietijd is achter de rug, het voorjaar staat voor de deur en misschien heb je al een vakantie in het verschiet voor de zomer, of even tussendoor. Maar helpt die vakantie nou om een beetje bij te komen van werkstress en zo ja: ijlt dat effect nog een tijdje na? Nou… Nee dus. Dat prettige gevoel van tijdens de vakantie is kort na terugkomst van die vakantie snel verdwenen, zo blijkt uit onderzoek.

Blijer en minder gespannen tijdens de vakantie

Onderzoekers bevroegen 96 Nederlandse werknemers gedurende zeven weken, waarbinnen een wintersportvakantie van ongeveer een week plus reistijd viel, om erachter te komen hoe ze zich voelden vóór, tijdens en op verschillende momenten na afloop van hun wintersportvakantie. Uit hun onderzoek uit 2010 blijkt, dat de bevraagde werknemers zich tijdens de vakantie beter voelden en beter scoorden op ervaren gezondheid, stemming, stress, energiepeil en tevredenheid. Maar helaas verdwenen al deze effecten in het algemeen al binnen een week na werkhervatting en waren ervaren gezondheid en welzijn weer terug op het peil waren van vóór de vakantie.

Vermoeidheid en slaapkwaliteit niet beter tijdens de vakantie

De door de werknemers gerapporteerde vermoeidheid en slaapkwaliteit vertoonden, in tegenstelling tot de eerder genoemde factoren zoals stemming enzovoort, geen verbetering tijdens de vakantie ten opzichte van vóór de vakantie. De ervaren vermoeidheid was direct na terugkomst van de vakantie het laagst, maar ook dit positieve effect verdween snel na thuiskomst van de werknemers.

Dus dan maar niet op vakantie?

Natuurlijk wel! Zoals in een eerder blog ook al aangegeven is het voor het herstel belangrijk om los te komen van werk. Naast het belang van dagelijks herstel is het ook goed om tijdens je vakantie even gedurende een wat langere periode niet met werk bezig te zijn en dingen te doen waar je blij van wordt en even helemaal niks te hoeven of te moeten en nieuwe ervaringen op te doen. Vakantie heeft niet alleen een eigen intrinsieke waarde, maar uit onderzoek blijkt dat het ook wel degelijk goed is voor je gezondheid en je vitaliteit op de langere termijn. Je kan het effect van je vakantie nog iets langer vasthouden door niet direct de dag na thuiskomst weer aan de slag te gaan, maar om nog even een paar dagen vrij te zijn, bijvoorbeeld een weekend, nadat je op een donderdag of vrijdag bent thuisgekomen. Desondanks zal ook dan het effect wegebben.

Mij lijkt de ultieme remedie om vooral wéér op vakantie te gaan en dan gewoon keihard te genieten!

Gerelateerde berichten